Het kabinet-Schoof (PVV, VVD, NSC en BBB) regeerde tot nu toe vooral met woorden. Het échte regeren, het verdelen van geld, gaat nu pas beginnen. In de nacht van donderdag op vrijdag bereikte het kabinet een akkoord over zijn eerste begroting, die van 2025 – in nauwe samenspraak met de vier partijleiders in de Tweede Kamer, dus zó extraparlementair ging het er ook niet aan toe.
Voor het begin van de wekelijkse ministerraad op het Catshuis in Den Haag, op vrijdagochtend, vertelde minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) wat hij de afgelopen weken voortdurend zei: de tijd van met geld smijten is voorbij. „In heel Den Haag moet de knop om. Het ging de afgelopen jaren met miljarden tegelijk, de begrotingsdiscipline moet terug. Het zal wel even wennen zijn, uitgeven is makkelijk.” Kennelijk was de kritiek op de makkelijke manier van uitgeven ook aan het adres van zijn eigen VVD gericht, de partij die sinds 2010 onafgebroken regeert.
De begroting wordt op Prinsjesdag gepresenteerd. Vlak daarvoor, waarschijnlijk op vrijdag 13 september, komt het kabinet met een regeerprogramma voor de komende jaren. Dat is een (waarschijnlijk niet al te gedetailleerde) uitwerking van het hoofdlijnenakkoord dat de vier partijleiders eerder sloten.
Harde financiële keuzes
In het hoofdlijnenakkoord van eerder deze zomer zijn al genoeg voorbeelden te zien van harde financiële keuzes. Er gaan, zo is het voornemen, de komende jaren miljarden weg bij bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking, de afdracht aan de Europese Unie, de Rijksoverheid en bij asielopvang en migratie.
Kijk je iets beter, zegt hoogleraar economie Dirk Bezemer (Rijksuniversiteit Groningen), dan zie je dat van veel van die aangekondigde besparingen nog maar de vraag is of ze echt iets gaan opleveren. „Wat ik echt bijzonder vind aan het kabinet-Schoof, is dat ze met zo veel voorstellen zijn gekomen waarvan eigenlijk al duidelijk is dat ze onhaalbaar zijn. Toch worden ze doorgezet. Onzekerheid over beleid is er altijd, maar ik heb nooit eerder gezien dat onhaalbare plannen zo serieus werden gepresenteerd.”
Ik heb nooit eerder gezien dat onhaalbare plannen zo serieus werden gepresenteerd
Zo boekten de coalitiepartijen alvast in dat „inzet op lagere EU-afdrachten” vanaf 2028 jaarlijks 1,6 miljard euro zal opleveren, zonder de garantie dat Brussel dat goed vindt. Het „beperken van de asielinstroom” moet in dat jaar een miljard opleveren. Opnieuw: zonder dat iemand weet hoe de wereld er dan uitziet. Dirk Bezemer noemt deze manier van begroten „fictief bezuinigen”. „De manier waarop het geld binnen moet komen, blijft onduidelijk.” Het lijkt er dus op dat het geen serieuze bezuinigingsposten zijn, maar eerder een uitdrukking van de politieke kleur van de coalitiepartijen.”
Veel ruimte voor nieuw beleid
Met name voor de PVV is deze vorm van negatief begroten aantrekkelijk: de partij kan haar standpunten over migratie, ontwikkelingssamenwerking en Europa uitdrukken in minder geld daarvoor.
Tegelijk hebben alle vier de partijen de ruimte gekregen voor veel nieuw beleid, zegt Wimar Bolhuis, econoom aan de Universiteit Leiden. „Het hoofdlijnenakkoord bevatte al meerdere veranderingen met veel symbolische waarde. Ze willen laten zien dat ze er zijn, dat er nieuwe dingen gaan gebeuren. Alle partijen hebben daarom maatregelen gekregen die van belang zijn voor hun achterban.”
Dus keert de goedkope ‘rode diesel’ voor boeren terug (een BBB-punt), komt er extra geld voor armoedebestrijding (NSC), wordt het eigen risico in de zorg in 2027 gehalveerd (PVV) en worden de belastingen voor werkenden met een middeninkomen verlaagd (VVD). Bolhuis: „Opvallend is bovendien dat de meeste bezuinigingen pas na een paar jaar zijn ingeboekt, en dat het extra geld meteen al wordt uitgegeven. De meeste kabinetten redeneren in de trant van ‘eerst het zuur, dan het zoet’, maar dit kabinet doet het juist andersom: het geeft eerst uit, en gaat dan pas besparen.”
Een bezuinigingskabinet? Dat valt, kortom, enorm mee. Het kabinet-Schoof doet niet zozeer aan Lubbers I of Rutte I denken, maar eerder aan een rechtse variant van het kabinet-Den Uyl (1973-1977), dat met „leuke dingen voor linkse mensen” beleid maakte.
Wimar Bolhuis ziet de vier coalitiepartijen doen wat ze sinds hun aantreden doen. Ze geven, en nemen, de ruimte om elk hun eigen verhaal te vertellen. En dus kan Eelco Heinen het – in de VVD geliefde – verhaal vertellen dat dit een ‘hand op de knip’-kabinet is, dat breekt met jaren van verkwisting. Tegelijk kan hij wijzen op de lagere belastingen voor werkende mensen, waar de VVD campagne op voerde. De andere partijen kunnen wijzen op het beleid dat juist hún achterban belangrijk vindt, en zo heeft iedereen wat.
‘Visie op vele crises ontbreekt’
Het ontbreekt volgens hoogleraar Dirk Bezemer in het kabinet aan een gemeenschappelijk idee. „Ze geven geld uit aan van alles, maar hoe bereiken ze daarmee wat ze tijdens de verkiezingen beloofden? De gewone Nederlander zou weer aan de beurt komen, maar dat zie ik niet terug in de financiële keuzes die het kabinet maakt. Er wordt niet geïnvesteerd in onderwijs en cultuur, en veel te weinig in armoedebestrijding. De crisis op de woningmarkt blijft onopgelost, net als de onzekerheid op de arbeidsmarkt en de stikstofcrisis.”
Er wordt niet geïnvesteerd in onderwijs en cultuur, en veel te weinig in bestrijding armoede
Bezemer ziet dat „jaren van VVD-beleid” gewoon worden doorgezet. „PVV en BBB zijn te veel one-issuepartijen om daar iets tegenover te stellen, en NSC heeft kennelijk te weinig politiek gewicht.”
De komende begroting wordt naar verwachting de eenvoudigste voor het kabinet-Schoof. Er komen volgens het Centraal Planbureau (CPB) financiële tegenvallers aan die de speelruimte de komende jaren een stuk kleiner maken. Dat gaat onder meer over de compensatie van slachtoffers van het Toeslagenschandaal, herstelbetalingen aan mensen die te veel belasting hebben betaald over hun vermogen in box 3, en de oorlog in Oekraïne.
Als de kosten uit de hand lopen, zo heeft met name de VVD bedongen, dan zal er fors worden ingegrepen in de uitgaven van de overheid. Het begrotingstekort mag niet oplopen boven 3 procent van het bruto binnenlands product. Dan is de tijd van fictief bezuinigen voorbij.