Wimar Bolhuis

Econoom, wetenschapper en publicist

Behandel de flexibele schil in deze coronacrisis wel gelijk

Onze regering nam een unieke en verstandige beslissing om zelfstandig ondernemers voor de duur van deze coronacrisis financieel te steunen met de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers (Tozo). Hierdoor kunnen zelfstandig ondernemers voor een periode van 3 maanden – de Tozo loopt vooralsnog tot 1 juni – een aanvulling krijgen tot het sociaal minimum van hun gemeente. Voor een gehuwde of samenwonende wordt het maandelijkse inkomen aangevuld tot een bedrag van 1.500 euro netto en voor alleenstaanden tot 1.050 euro netto.

Hierbij geldt een soepeler regime voor toekenning dan bij de reguliere bijstand. De gemeente onderzoekt de levensvatbaarheid van het onderneming van de zelfstandige niet. Zijn of haar vermogen, zoals een spaarrekening en huisbezit, en het inkomen van de partner hebben geen invloed op de hoogte van de aanvulling. Voor zolang de coronacrisis duurt, zijn de zogenoemde vermogenstoets en partnertoets in de bijstand buiten werking gesteld voor zelfstandig ondernemers.

Maar de vraag die opkomt is: waarom geldt zoiets niet voor andere Nederlandse flexkrachten?

Het wordt steeds duidelijker dat vele duizenden mensen met nulurencontracten, uitzendcontracten en tijdelijke contracten hun maandelijkse inkomen hebben verloren of binnenkort gaan verliezen. Bedrijven kunnen voor hun lopende personeelskosten een beroep doen op de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid, ook voor flexwerkers, en doen dit gelukkig ook massaal – 115.000 ondernemingen dienden al een aanvraag in voor een veelvoud aan medewerkers.

Desondanks wordt op grote schaal afscheid genomen van flexwerkers, door liquiditeitsoverwegingen ten aanzien van doorlopende kosten niet-zijnde personeelskosten. Zo gaat KLM niet door met 1500 tot 2000 medewerkers. Google Trends liet zien dat nooit zo vaak op het woord ‘uitkering’ is gezocht als op 17 maart en ‘bijstand’ in de week erna piekte. De FNV waarschuwde eind maart dat 75 tot 100 duizend mensen hun baan kwijt waren en vreest een stijging tot 800 duizend.

Veel van die flexkrachten zullen recht hebben op een werkloosheidswetuitkering (WW). We weten echter dat flexwerknemers gemiddeld een korter arbeidsverleden hebben en gemiddeld minder uren per week werken dan werknemers in vaste dienst (23 uur om 33 uur). Voor diegenen die minder dan drie jaar werkten of een relatief beperkt inkomen verdienden, zal de WW-uitkering zeer waarschijnlijk niet voldoende zijn om de coronacrisis te overbruggen. Hun uitkering heeft een looptijd van 3 maanden, wat vooralsnog ook de looptijd van de Tozo is. Daarna gaat het reguliere bijstandsregime met vermogenstoets en partnertoets gelden.

Daarbij ontvangt de WW-uitkeringsgerechtigde in de eerste twee maanden 75% van het loon en vanaf maand drie 70%, maar krijgt niet zomaar een aanvulling tot het sociaal minimum. Dit recht bestaan alleen als de totale gezinsinkomsten van de uitkeringsgerechtigde onder het sociale minimum liggen. Hier geldt wel een partnertoets, in tegenstelling tot bij de Tozo.

Er is zo een tijdelijke ondersteuningsregeling voor zelfstandig ondernemers gemaakt, welke licht gunstiger uitvalt dan het vangnet waar een significant deel van de flexkrachten aanspraak op kan maken én moet (gaan) maken. Dit ‘benadeelde’ flexdeel bestaat vooral uit jongeren, vrouwen en mensen met een migratieachtergrond. Het zijn de mensen die vaker onzeker, laagbetaald deeltijdwerk doen.

Als door het coronavirus, de regering besluit om looptijd van de Tozo langer te maken dan de huidige 3 maanden, zal een niet te verdedigen scheidslijn in de sociale behandeling van de flexkrachten ontstaan. Namelijk geen vermogen- en partnertoets voor zelfstandig ondernemers, maar wel voor een deel van de kwetsbaarste flexwerknemers. Het kan dan gebeuren dat een hoogopgeleide, vermogende dagvoorzitter zonder opdrachten ruim 1.000 euro van de gemeente krijgt, maar een laagopgeleide, deeltijdwerkende schoonmaakster met een migratieachtergrond helemaal niets.

Dit komt naast de aanzwellende oproepen om de uitgestelde belastingbetaling voor zelfstandigen gewoonweg kwijt te schelden en het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek te verlagen wegens de lockdown. Beide sympathieke verzoeken, maar zonder veel rechtvaardigingsgrond vergroten ze de financiële gevolgen van deze crisis tussen flexwerkers fors. Want krijgen mensen die op basis van nulurencontracten, uitzendcontracten en tijdelijke contracten werkten dan ook kwijtschelding van belastingen en houden zij recht op hun arbeidskorting? Nee.

Daarom mijn oproep: laten we de flexibele schil in deze coronacrisis wel gelijk (blijven) behandelen.

 

 

«
»