Wimar Bolhuis

Econoom, wetenschapper en publicist

Hollandse arrogantie brengt onze welvaart in gevaar

De coronacrisis deelt Nederland een ongekende dreun uit, de hardste sinds de jaren ’30. Het IMF raamt dat de economie dit jaar met 7,5 procent krimpt en de werkloosheid groeit naar 6,5 procent. Het aantal faillissementen en werklozen gaat fors stijgen, ondanks het slimme steunpakket van de regering en de enorme berg geld die men bereid is hiervoor uit te trekken.

Wat zo opvalt is hoe verrast ‘we’ keer op keer lijken te worden door de ontwikkelingen. In februari dacht de ambtenarij dat in het zo’n vaart niet zou lopen met dat coronavirus. Nou. Begin maart stelde de premier dat de Nederlandse economie wel een ‘stootje’ kon hebben. Nou. Terugkijkend blijken de geraadpleegde experts daar niet altijd een goede inschatting te hebben gemaakt.

Een wetenschappelijke verklaring hiervoor is ‘rampbijziendheid’. Omdat een ramp als een pandemie gelukkig zeer zelden voorkomt, is de gevoelstemperatuur hiervoor bijna nul onder het brede publiek (inclusief mijzelf) én zelfs onder veel experts. Daarom wordt naderend onheil onvoldoende serieus genomen – tot groot onbegrip van de journalisten die driftig corona-reportages maakten om ons te waarschuwen.

Door deze rampbijziendheid wordt in eerste instantie een laconieke houding aangenomen. Dit verwarren wij in Nederland dan met ‘Hollandse nuchterheid‘.

Een meer boerenverstandverklaring is Hollandse arrogantie. Typerend is de eerste opstelling dat onze economie zo een sterke binnenlandse structuur heeft en dat onze overheidsfinanciën zo goed op orde zijn, dat wij op eigen houtje die buitenlandse economische crisis wel kunnen weerstaan. Een sociaal wetenschapper herkent in die redenering direct een ‘fundamentele attributiefout’: eigen succes vooral toeschrijven aan de eigen persoonlijkheid, niet aan de externe omstandigheden. Die attributiefout speelt blijkbaar bij individuen, landen en hun regeringen.

Het gevaar van die opstelling is dat deze miskent dat de Nederlandse economie mede door externe omstandigheden zo rijk is geworden. Namelijk door het buitenland. Onze welvaart wordt voor een belangrijk deel bepaald door wereldhandel. Meer specifiek, boven door onze Europese handel en de euro. In onze top 10 export bestemmingen staan acht Europese landen: Duitsland, België, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Spanje, Polen en Zweden (en verder de VS en China).

De Nederlandse economie is geen eiland. Eerder een rubber bootje dat dobbert op de Europese zee. Nout Wellink zei dit treffend: “Wij zijn geen rijk land meer in het Noorden als het Zuiden omvalt”.

Daarom is Europese samenwerking essentieel in de Nederlandse exitstrategie. Wij hebben er baat bij als onze belangrijkste handelspartners op een voorspelbare, vergelijkbare en geleidelijke wijze hun lockdowns versoepelen. Als EU-lidstaten gecoördineerd afspraken maken over het heropenen van de binnengrenzen, zodat via onze mainports de export weer kan gaan lopen. Als op Europees niveau wordt nagedacht over goede apps en meer testen, ter vermindering van de angst en onzekerheid onder consumenten en producenten zodat binnenlandse bestedingen terugkeren.

Daarom hoop je zo dat voorzitters Hans de Boer van VNO-NCW, Jacco Vonhof van MKB Nederland en Hans Biesheuvel van ONL vurig gaan pleiten voor een actieve Nederlandse inzet op een Europese aanpak. En dat onze regering die constructieve internationale rol gaat invullen tijdens het verdere verloop van de coronacrisis. Uit welbegrepen eigenbelang. Een intelligente exit als u wilt.

Laten we deze keer niet ‘verrast’ worden. Benut de ‘goede Hollandse nuchterheid’. Handel vanuit het uitgangspunt dat een Nederlandse exitstrategie niet zonder Europese samenwerking kan. Zo komen we het snelste en het beste uit de coronacrisis. En ja, dan ligt dat natuurlijk aan onszelf. Voor 100 procent.

 

 

 

«
»