Wimar Bolhuis

Econoom, wetenschapper en publicist

De andere kant van de euro: het grote voordeel voor onze export

Het is weer zover. Steeds herhalen we dat de euro nu al veel belastinggeld heeft gekost en straks nog meer zal kosten. En dat we dat niet willen.

Al jaren is dit de dominante boodschap in de Nederlandse politiek, en media blijven gretig meedoen: ‘Grieken en Italianen zijn lui, kijk hoe vroeg ze met pensioen gaan’. ‘De Italianen moeten eindelijk hun begroting eens op orde brengen’. ‘Nederland is de grootste nettobetaler‘. Het regent vooroordelen en kostenfeitjes.

Als je de vooroordelen over zuidelijke eurolanden en de kosten van de euro eindeloos herhaalt, terwijl je de opbrengsten van het lidmaatschap slechts zijdelings aanstipt, dan heeft dat een simpel gevolg: mensen krijgen een negatiever beeld van het Europese totaalplaatje dan reëel is. En andere lidstaten – zelfs Duitsland – gaan je begrijpelijkerwijs zien als ‘provocateur‘ en ‘vrekkig‘.

Opbrengst groot voor Nederland

Juist politici en media zouden eindeloos de baten van de euro kunnen herhalen. Het Centraal Planbureau schreef in 2014 dat de opbrengst van de interne Europese markt groot was, vooral voor Nederland. Het voordeel was een maandsalaris, en zou verder stijgen. De opbrengst van de euro vond het CPB lastiger. Dit voordeel werd geschat op een weeksalaris. Dit was gebaseerd op slechts drie algemene rapporten uit 2008 en de auteurs waarschuwden voor het tekort aan empirische literatuur.

Sindsdien lijkt het positieve bewijs zich op te stapelen in de CBS-statistieken. Waar het jaarlijkse Nederlandse uitvoeroverschot tot de invoering van de euro in 2002 schommelde rond de 6,6 procent van het bruto binnenlands product, groeide het overschot tot vorig jaar 10,7 procent van het bbp. Een ongekende trendmatige stijging van 4,1 procent procentpunt bbp sinds de invoering van gemeenschappelijke munt, oftewel een verschil van ruim 55 miljard euro.

Komt dit allemaal door de Europese interne markt en de euro? Nee. Maar het is een duidelijk signaal van het grote concurrentievoordeel dat de Nederlandse export heeft door de eurozone.

Politiek en media kloppen de onrechtvaardigheid van de expliciete, zichtbare geldstromen van Noord naar Zuid op. Maar de impliciete, onzichtbare geldstromen van Zuid naar Noord laten ze veelal buiten beschouwing.

Concurrentievoordeel voor Nederland

Vanuit de macro-economische theorie is het logisch dat de euro hier een belangrijke rol speelt. Waarom? Omdat de waarde van de gemeenschappelijke munt voor Nederland nu (te) laag is, gelet op de kracht van onze economie. De waardering van de euromunt komt immers voort uit het gemiddelde van alle eurolanden samen, de ‘sterkere’ en de ‘zwakkere’. Hierdoor is de munt voor Nederland en andere sterke lidstaten na de invoering van de euro automatisch gedevalueerd – goedkoper geworden – wat onze export een concurrentievoordeel geeft.

Hiertegenover staat dat de exportpositie van minder sterke eurolanden door de gemeenschappelijke euro juist is verslechterd. Hun munt is automatisch gerevalueerd – duurder geworden – waardoor hun goederen en diensten minder aantrekkelijk werden voor het buitenland. De groeiende kloof blijkt duidelijk uit de langjarige vergelijkingen van handelsbalansen en productiecijfers van de eurolanden.

Het devaluatie-instrument

In discussies over de euro wordt geregeld het ‘probleem’ aangekaart dat Griekenland en Italië hun devaluatie-instrument kwijtraakten toen hun nationale munten en flexibele wisselkoersen verdwenen. De andere kant van de medaille is dat Nederland en Duitsland niet meer revalueren, met (relatief) negatieve gevolgen voor hun binnenlandse koopkracht en de exportposities van andere lidstaten. Inderdaad, als de euro verdwijnt leidt dit hoogstwaarschijnlijk tot een revaluatie van de munten van de noordelijke landen, wat negatief uitpakt voor hun export en groeipotentie.

Politiek en media kloppen de onrechtvaardigheid van de expliciete, zichtbare geldstromen van Noord naar Zuid op – de EU-afdracht, steunfondsen, leningen en herstelprogramma’s. Dat is de ongewenste transferunie. Maar de impliciete, onzichtbare geldstromen die al jaren van Zuid naar Noord lopen, laten ze veelal buiten beschouwing. Die worden niet herkend of niet erkend. Want ons grote exportoverschot komt natuurlijk door onze sterke economische prestaties, vindingrijkheid en hervormingen, zeggen wij Nederlanders dan trots.

Wat doet Nederland terug?

Minister-president Rutte kondigde aan de zwakke eurolanden opnieuw te gaan vragen hoe het komt dat zij geen financiële buffer voor de coronacrisis hebben opgebouwd. De goede wedervraag zou zijn wat de sterke landen terug doen voor het forse concurrentievoordeel dat hun export kreeg door de Europese markt en de euro. De enige optie is dat hier – uit eigenbelang – ruimhartige Europese samenwerking tegenover staat. Bondskanselier Merkel snapt dat wel en staat nu op.

Het is treurig te zien dat in Nederland alleen werkgeversvoorman Hans de Boer van VNO-NCW publiekelijk opstaat voor Europa. Geheel terecht. De uitmuntende internationale handelspositie en welvaart van Nederland hangt samen met de euro. Nu en straks.

 

 

«
»