Wimar Bolhuis

Econoom, wetenschapper en publicist

Zeker nu moet de overheid gaan investeren

De werkloosheid stijgt aankomend jaar ongekend, namelijk met 200.000 mensen, zo blijkt uit de laatste raming van het Centraal Planbureau. Extra zorg is dat de coronaklap nog langer zal nagalmen. Uit voorgaande grote crises valt te leren dat de werkloosheid voor langere tijd hoog blijft, zo schrijven de rekenmeesters. De komende 5 jaar zal de schade op de arbeidsmarkt flink blijven.

Dit roept de vraag op: is er een handelingsperspectief voor de (nieuwe) regering voor een rooskleuriger beeld? Het antwoord is ja.

Belangrijk kenmerk van deze coronacrisis is dat we er niet op kunnen vertrouwen dat de export binnen afzienbare tijd weer volledig op gang komt, om zo de Nederlandse economie uit de modder te trekken. De wereldhandel heeft al forse tikken gehad door de virusangst en de lockdowns die vele landen afkondigden. Het is de vraag in hoeverre internationale productie- en handelslijnen herstellen. Daar bovenop komt de onzekere factor dat het coronavirus overal ter wereld weer op zou kunnen laaien, waardoor delen van ons handelsverkeer en transport opnieuw tot stilstand komen.

Voor een economisch herstel de komende jaren zijn we daarom, meer dan ooit, aangewezen op binnenlandse bestedingen. Een uitdaging is om de investeringen in ons land op peil te houden met overheidsbeleid. Dit is een majeure koerswijziging weg van onze traditioneel export-georiënteerde economische politiek (uitgezonderd de koopwoningmarkt). Uit eigen onderzoek blijkt dat de Nederlandse economie de afgelopen decennia steeds afhankelijker werd van de wereldhandel en de export. Daarbij is de koerswijziging lastig: door de coronamaatregelen kan in veel sectoren niet op eenzelfde manier geproduceerd en geconsumeerd worden als voorheen.

Toch moet de overheid een dergelijke stabiliserende rol proberen te pakken, om de stijging van de werkloosheid en de faillissementen door terugvallende investeringen te beperken én om – belangrijk! – het overslaan van de crisis naar het financiële systeem te voorkomen. De nieuwe regering zal voor zijn nieuwe kabinetsperiode een bepaald zekerheid biedend perspectief van economische vraag moeten schetsen: zogenoemde forward guidance om meer vertrouwen aan bedrijven en hun financiers te geven. Een aankondiging van publieke investeringen kan een deel van het bedrijfsleven verleiden tot crowding in, het doen van private investeringen door de verwachting dat de rendementen zullen meeliften op de bedrijvigheid van extra publieke uitgaven.

Het starten van een groot investeringsprogramma voor woningbouw en verduurzaming van de woningvoorraad, zal private bedrijvigheid aantrekken. De huidige negatieve rente op staatsobligaties, mede door het ruime monetaire beleid van centrale banken, geeft hier ruimte voor. Daarbij zal het de zeer ongewenste stilval van de bouwsector, die vaak met een kleine vertraging plaatsvindt in laagconjunctuur, compenseren. Hetzelfde geldt voor publieke investeringen in een groene energievoorziening en een modernere (digitale) infrastructuur. Met wat geluk komen daar zelfs nieuwe markten met nieuwe werkgelegenheid uit voort.

Belangrijk bij dit alles is de kennis dat extra overheidsuitgaven op korte termijn de economie meer ondersteunen dan belastingverlagingen. De hogere uitgaven leiden sneller en voor een groter deel tot meer binnenlandse productie en werkgelegenheid. De les bij toegenomen bestedingsruimte door lagere lasten, is dat burgers en bedrijven gaan oppotten, bijvoorbeeld op een spaarrekening. Daarnaast blijkt uit recent onderzoek dat de zogenoemde ‘multiplier’, het effect op de (structurele) bbp-ontwikkeling van een verhoging van de overheidsuitgaven, fors groter is als de werkloosheid in een land net aan het stijgen is. Oftewel: stimuleren door begrotingsbeleid is effectiever aan het begin van de laagconjunctuur. Dit is precies de situatie waar Nederland nu in zit.

Tel daarbij het grote zorgenkindje op dat door de dalende private investeringen de productiviteit van de Nederlandse economie verder zal afvlakken. Productiviteitsstijgingen vergen immers uitgaven aan innovaties en fundamenteel onderzoek, die positieve externe effecten met zich meebrengen. Het is bekend dat private investeringen in onderzoek en ontwikkeling (of research and development), sterk procyclisch zijn. De publieke uitgaven blijken stabieler. In de marktsector valt hier de komende jaren een fikse uitgavenvertraging te verwachten. Het is een volkomen logisch idee om in de komende kabinetsperiode ter enige compensatie de publieke R&D investeringen op te schroeven.

Heeft dit handelingsperspectief beperkingen? Jazeker, een paar flinke. Een eerste: hoe gaan we om met de timingsproblemen en de besluitvormingstijd die zulke investeringsdiscussie met zich meebrengen? Ik zou zeggen, naar verwachting gaat de werkloosheid de komende vijf jaar oplopen en misschien komt er zelfs een tweede golf tussendoor. Probeer die window of opportunity te grijpen. Een tweede: kunnen de beschikbare vaardigheden binnen ons (straks) werkloze arbeidsaanbod deze koerswijzing bijbenen? Ik zou zeggen, als er een moment is waarop de achterblijvende cultuur van bij- en omscholing in Nederland een push moet krijgen en we moeten kijken wat er wél mogelijk is, is het nu. Never waste a good crisis.

Deze coronacrisis blijkt te groot om in halflege glazen te denken. Elk halfvol glas is welkom.

«
»