Bij de NOS: Hoe realistisch zijn alle partijplannen en -plannetjes in deze coronatijd?
Minimumloon omhoog, AOW-leeftijd omlaag, 1 miljoen woningen erbij of 100.000 betaalbare woningen per jaar erbij, 17 miljoen bomen planten, bladblazers verbieden, 1000 euro voor je vierde kind, gratis anticonceptie, gratis kinderopvang. Het is een greep uit de plannen in de verkiezingsprogrammaseizoen, die bijna alle politieke partijen inmiddels hebben gepresenteerd.
Het uitvoeren van al deze ideeën is niet gratis, en we leven al in een duur coronatijdperk – de miljarden aan steun vliegen over tafel – waarvan niemand weet hoelang het nog duurt. Dat roept de vraag op wat programma’s die gelden voor vier jaar waard zijn. En hoe je ze moet lezen.
De verkiezingsprogramma’s zijn zeker niet voor niets geschreven, zeggen zowel het Centraal Planbureau (CPB) als het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), twee overheidsinstanties die elk op hun eigen manier verkiezingsprogramma’s doorrekenen en analyseren.
Het gaat vooral om het vergelijken en om grote principiële vraagstukken.
Het CPB kijkt naar financieel-economische keuzes van partijen en de effecten tot 2025, het beoogde einde van de volgende Kamerperiode. “Het verloop van de pandemie heeft een groot effect op de economie, maar vooral de komende anderhalf jaar”, zegt Diederik Dicou, projectleider van de doorrekeningen.
Het planbureau verwacht dat de economie ergens de komende tijd terugveert, en rekent met dat idee. Dicou wijst erop dat er altijd onzekere factoren zijn waar je van tevoren weinig over kan zeggen – de olieprijs, een internationaal conflict – en dat eventuele veranderingen in het zogenoemde basispad gelden voor álle partijen. “Het gaat vooral om het vergelijken. En om grote principiële vraagstukken, zoals: wat doen ze met het toeslagenstelsel? En wat doen ze met de studiebeurs?”
Waar het CPB financieel-economische keuzes van partijen duidt, kijkt het PBL naar de effecten van beleidsplannen op de leefomgeving, met als ijkjaar 2030. Onder leefomgeving verstaat het PBL onder meer mobiliteit, klimaat, energie en wonen.
Het PBL houdt in de analyse wel rekening met de coronacrisis, bijvoorbeeld bij het onderwerp luchtvaart. Standaard gaan onderzoekers uit van een “knellende capaciteit op Schiphol”, terwijl daar nu geen sprake van is. “Als de luchthaven al of niet vol zit, werken maatregelen anders uit.” In het uiteindelijke rapport worden daarom in zo’n geval beide scenario’s uitgewerkt.
Kleine afwijkingen
Econoom Wimar Bolhuis van de Universiteit Leiden voert nog een andere reden aan waarom verkiezingsprogramma’s ook in deze tijd van waarde zijn, en betrouwbaar doorgerekend kunnen worden: ze gaan over relatief kleine afwijkingen van het basispad. Het overgrote deel van de overheidsfinanciën staat namelijk min of meer vast: de inkomstenbelasting, de uitgaven aan allerhande uitkeringen en salarissen.
Dus dat de afgelopen maanden tientallen miljarden extra zijn uitgegeven, betekent niet dat plannen onmogelijk zouden kunnen. “De ideeën in die partijprogramma’s gaan in totaal over enkele miljarden”, zegt Bolhuis die onderzoek heeft gedaan naar doorrekeningen van verkiezingsprogramma’s. “Terwijl de hele begroting ruim 300 miljard behelst.”
De haalbaarheid en gevolgen van alle plannen worden dus qua financiën bijna niet beïnvloed door de coronacrisis, zegt de econoom. “Al die relatief kleine dingen kunnen nog gewoon, en de gevolgen zijn ook relatief goed in te schatten.”
Wat het effect van alle “kleine dingen” is, weten we begin maart. Dan zijn beide planbureaus klaar met hun analyse/doorrekeningen. Twee weken later zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Lees het volledige NOS-artikel van 22 november 2020 hier:
https://nos.nl/artikel/2357574-hoe-realistisch-zijn-alle-partijplannen-en-plannetjes-in-deze-coronatijd.html