Wimar Bolhuis

Econoom, wetenschapper en publicist

Hoe de politiek zich (weer) laat leiden door het CPB

Iedereen weet dat extra investeringen in onderwijs op de lange termijn goed zijn voor de economie. Zowel de theorie als de uitkomsten van onderzoek zeggen het: een op jongere leeftijd beter opgeleide beroepsbevolking heeft een hogere arbeidsproductiviteit in het latere werkende leven.

En een hogere productiviteit per werkende betekent een hogere groei. Elke overheid heeft dus een hele bekende beleidsknop om de binnenlandse welvaart en welzijn te verhogen.

In Nederland-rekenland willen meerdere politieke partijen daarom – al heel lang en heel graag – dat het Centraal Planbureau (CPB) hen in de doorrekening van hun verkiezingsprogramma beloont met een hoger bbp, vanwege hun geplande onderwijsinvesteringen.

Dat is begrijpelijk en logisch: meer uitgaven aan onderwijs in de komende kabinetsperiode moet leiden tot meer economische groei in, pak hem beet, 20 tot 40 jaar. En dat hogere bbp brengt weer andere voordelen met zich mee, zoals een lagere werkloosheid, meer belastinginkomsten en gezondere overheidsfinanciën. Tel uit je winst.

Het CPB, dat deze week zijn 75ste verjaardag vierde, stelt de politiek dan teleur. Zulke rekensommen kosten disproportioneel veel werk voor de medewerkers van het planbureau en de uitkomsten blijken helaas nog (te) onbetrouwbaar.

Want hoe maken we het onderscheid tussen de effecten van investeringen in de kleuterschool, de basisschool, de middelbare school of het hoger onderwijs? En hoe doen we dat bij de gevolgen van extra uitgaven aan kleinere klassen, andere lesmaterialen, verbeterde lestechnieken, hoger opgeleide leraren of meer schooluren?

Tussen de wens en de alledaagse uitvoerbaarheid gaapt dus nog een fors gat. Al vele jaren. Tot grote frustratie van bijna iedereen. Politici klagen dat de CPB-modellen te weinig prikkels geven om in onderwijs te investeren.

De motie die D66 en ChristenUnie begin deze maand indienden met het verzoek om de effecten van onderwijsinvesteringen toch in kaart te brengen was dus begrijpelijk. Maar ook vragen naar de bekende weg. Het antwoord was namelijk al bekend. Het CPB had op 25 september nog gecommuniceerd in de aankomende doorrekening van de verkiezingsprogramma’s wederom niet de langetermijneffecten van onderwijs te kunnen berekenen.

Maar al dat cijferfetisjisme leidt, zoals ChristenUnie-Kamerlid Eppo Bruins vorig jaar al terecht zei, af van de grote vraag. Welk land willen we zijn?

Want als we weten dat extra investeringen in onderwijs over het algemeen goed zijn voor Nederlandse economie en samenleving op lange termijn, waarom voeren we die dan niet gewoon door? Waarom willen we graag (eerst) dat de door de politiek zelf aangewezen rekenmeesters hier de juiste rekensommen voor aanleveren? Waarom heeft de politiek daar ‘prikkels’ in de CPB-modellen voor nodig?

Bovendien is het niet (alleen) de schuld van het CPB dat de onderwijsinvesteringen tegenvallen. In mijn proefschrift vergeleek ik de door het CPB doorgerekende verkiezingsprogramma’s en regeerakkoorden sinds 1986. Uit mijn onderzoek bleek dat gemiddeld 600 miljoen euro per regeerakkoord minder voor onderwijs werd uitgetrokken dan de regeringspartijen een paar maanden daarvoor voorstelden in hun verkiezingsprogramma’s. Andere terreinen – vooral sociale zekerheid – kregen juist meer.

Een deel van de beloofde onderwijsinvesteringen sneuvelt dus vaak in de kabinetsformatie. Door eigen politieke keuzes in de onderhandelingen over de knikkers, niet door de CPB-modellen.

Het lijkt mij beter dat de politiek bij zichzelf te rade gaat hoe dit komt én een herhaling hiervan voorkomt, dan dat ze het CPB beschuldigen onvoldoende oog te (willen) hebben voor de opbrengsten van investeringen in onderwijs en onderzoek.

Overigens, nog een tip voor alle politieke partijen voor de beste onderwijsinvesteringen: het verkleinen van basisschoolklassen naar maximaal 21 leerlingen heeft een erg hoog rendement zo blijkt uit recent onderzoek – zeker bij achterstandsleerlingen, Een investering van 1,5 miljard euro levert 3,5 miljard euro extra economische groei op.

Ook al levert het niets op in de CPB-doorrekening… ik zou zeggen: doen!

«
»