Wimar Bolhuis

Econoom, wetenschapper en publicist

Wie zorgt voor meeste welvaart en voor het beste klimaat?

NRC Handelsblad, 26 februari 2021, Marike Stellinga & Erik van der Walle

Verkiezingsprogramma’s De planbureaus CPB en PBL publiceren maandag hun doorrekeningen van de verkiezingsprogramma’s. Kritiek is er volop, maar partijen zien ook de meerwaarde van een kritische toets van hun ideeën. De VVD doet niet mee aan de klimaatdoorrekening van het PBL.

Het is een Hollandse traditie die sinds 1986 op verzoek van politieke partijen bestaat, maar die ook elke keer weer gemor onder diezelfde partijen oplevert: de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s door de economen van het Centraal Planbureau (CPB). Aanstaande maandag 1 maart is het weer zover.

Na een maandenlang geheim proces, waarin politieke partijen hun plannen voor overheidsuitgaven en belastingen inleverden, doorgerekend zagen en weer aanpasten, komt maandag de definitieve doorrekening. Althans, voor de partijen die daarvoor kiezen: het is een vrijwillig proces, terugtrekken mag tot een paar dagen voor de presentatie. Dan wordt duidelijk hoeveel euro partijen bijvoorbeeld over hebben voor hogere salarissen in de zorg of voor lagere belastingen. Hoeveel ze willen uitgeven aan onderwijs, defensie of klimaatbeleid. Het CPB schat met behulp van modellen wat de plannen van partijen betekenen voor de economische groei, de ongelijkheid, de werkloosheid, de koopkracht en de overheidsfinanciën.

En er is nog een doorrekening, een wat jongere, die tegelijkertijd wordt gepresenteerd. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bekijkt wat de plannen van partijen betekenen voor de CO2-uitstoot, de natuur en de leefomgeving. Nu klimaatbeleid steeds belangrijker wordt voor regeringen en kiezers, wordt ook die doorrekening belangrijker.

Er is politieke partijen veel aan gelegen niet negatief uit de twee doorrekeningen te komen. En daar zit direct een pijnpunt. Want niet alle partijen doen aan beide mee. Zo doet de VVD deze keer niet mee aan de klimaatdoorrekening van het PBL. De vorige keer zag het CDA ervan af. Beide partijen stellen zich in het huidige kabinet terughoudender op als het om klimaatbeleid gaat dan coalitiepartijen D66 en ChristenUnie, en ook vergeleken met oppositiepartijen GroenLinks, PvdA en SP.

Het VVD-besluit levert bij D66 de schampere vaststelling op dat de VVD nu van alles kan beweren over zijn klimaatbeleid zonder dat het gecontroleerd wordt door een scheidsrechter. D66-Kamerlid Steven van Weyenberg: „Klimaatbeleid kost geld. Het CPB controleert terecht of wij de kosten van het klimaatbeleid dat we bij het PBL indienen wel opvoeren bij het CPB. Als je niet meedoet met het PBL, kan je een heel deel van je boekhouding, zoals subsidies voor vergroenen van de industrie, buiten haken plaatsen.”

De VVD besloot vorig jaar al om zijn duurzame plannen niet door te laten rekenen, omdat kernenergie niet wordt meegeteld. Vóór 2030 – het richtpunt van het PBL – wordt daarvan geen effect verwacht. VVD-Kamerlid Mark Harbers: „Er is nog een reden: als je inzet op Europees beleid, wordt dat ook niet gehonoreerd. Daar wrong voor ons vier jaar geleden al de schoen. We zijn wijs geworden door die doorrekening.” Harbers benadrukt dat zijn partij het klimaatakkoord steunt dat al door het PBL is doorgerekend. „Maar precies onze punten neemt het PBL in zijn doorrekening van de verkiezingsprogramma’s niet mee.”

Typerend voor de politieke gevoeligheid is dat het CDA begin deze maand nog niet wist of het de doorrekening van het PBL zou publiceren. Nu wel: de partij doet mee. Erg verrast over de uitkomst bij de presentatie zijn de deelnemende partijen niet meer, al weken lang zijn er discussies met het PBL over de uitkomsten van de voorstellen.

Plannen aanpassen aan model

Een deel van de klachten keert elke ronde terug. Zo is er onvrede over wat uitgaven aan onderwijs opleveren, bij partijen als D66. Dat levert weinig op, terwijl voor economen niet omstreden is dat uitgaven aan onderwijs op de lange termijn zorgen voor economische groei. Maar hoeveel precies, is ingewikkeld, zegt het CPB.

Ook wordt in de Tweede Kamer altijd geklaagd over wat een andere partij voor slims heeft gedaan om betere uitkomsten te krijgen. Een slechte beoordeling is een publicitair risico, zei CDA-Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt deze week in een speech voor de Stichting voor Sociale Christendemocratie. „En dus past elke partij haar plannen aan aan het rekenmodel van het CPB.” Met modellen is niks mis, betoogde het Kamerlid, maar „deze modellen bepalen in toenemende mate het beleid en daar is wel iets mis mee”. Hij wees erop dat partijen via specifieke belastingverlagingen, bijvoorbeeld voor de minst verdienende partner van een stel, goed willen scoren bij het CPB.

D66 waarschuwt voor een modellenwerkelijkheid om een andere reden. De partij wil extra geld uitgeven aan „transities” die nodig zijn om de klimaatverandering te beperken. D66-Kamerlid Joost Sneller: „We steunen de doorrekeningen nog steeds heel erg, maar de beperkingen waren deze keer wel pregnanter dan de vorige keren. Wij willen flink investeren in onderwijs, innovatie, onderzoek, infrastructuur en klimaat. Het CPB rekent daar alleen de kosten van, niet de economische baten. Dat creëert geen gelijk speelveld tussen partijen. Partijen die de lasten verlagen of de uitkeringen, krijgen daar wel langetermijngroei voor terug.”

De kritische Kamerleden willen niet stoppen met de doorrekening door het CPB. Ze willen wel dat de politiek er anders mee omgaat. En dat de media er geen eendimensionale koppen uit halen. Ook stellen ze de vraag: richten we ons niet te veel op modellen? Zo denkt D66 dat partijen meer zouden uitgeven aan onderwijs als dat volgens het CPB meer oplevert. Econoom Wimar Bolhuis onderzocht de CPB-doorrekeningen van 1986 tot en met 2017 en hij constateert dat onderwijs juist een populaire uitgave is voor partijen. „Partijen beloven kiezers graag dat ze aan onderwijs meer geld uitgeven.”

Op zich is de kritiek van D66 en CDA wel terecht, zegt Bolhuis, maar de modellen van het CPB zijn gebaseerd op hun laatste technische inzichten. Voor onderwijs ís het nu eenmaal moeilijk te modelleren wat over veertig jaar het effect op de economische groei is van meer geld naar het voortgezet onderwijs. En ja, andere partijen gebruiken wat overenthousiast belastingknoppen voor tweeverdieners. Bolhuis: „Maar elke politieke stroming heeft zo een eigen klacht over het model. Zo hekelt rechts weer de beperking dat er maar een maximaal bedrag mag worden bezuinigd op ambtenaren. Ik denk dat partijen zich er deze keer minder van aantrekken en de verschillen groter zijn. Neemt niet weg dat partijen weten dat er knoppen zijn.”

‘Platgeslagen cijfers’

Sommige politieke partijen zijn bevreesd dat de uitkomsten te letterlijk worden genomen. Sneller van D66: „De doorrekening is al een versimpeling en het debat versimpelt dat verder.”

Neem de doorrekening van het PBL. Het planbureau rekent uit tot welke CO2-reductie de voorgestelde maatregelen leiden. Dat – volgens een ingewijde – „platgeslagen cijfer” zal hoe dan ook zijn weg vinden naar de publiciteit. Terwijl er een ingewikkelde werkelijkheid achter zit, die blijkt uit het uitgebreide rapport dat het PBL bij de doorrekening publiceert. En dan is het aan de partijen zelf om uit te leggen dat ze eigenlijk veel meer doen voor het klimaat dan kan worden doorgerekend.

Natuurlijk is de werkelijkheid ingewikkelder dan deze cijfers. Niemand „wil het PBL voor de bus gooien”, maar volgens menig insider wordt te veel naar „de postzegel” Nederland gekeken en te weinig naar het grotere, mondiale plaatje. Stel dat een heffing voor de industrie leidt tot het vertrek van een raffinaderij, dan loopt de Nederlandse uitstoot snel terug. Maar de wereld is er niet bij gebaat als die raffinaderij naar het buitenland vertrekt. Dat zogeheten waterbedeffect zie je niet in het cijfer dat volgens partijen alle aandacht zal trekken: de CO2-reductie in Nederland, al geeft het PBL maandag wel de mogelijke (internationale) consequenties aan.

Een ander kritiekpunt is dat het PBL zijn berekeningen maakt met het voorjaar van 2020 als uitgangspunt. Sindsdien is al veel nieuw beleid geconcretiseerd en heeft de Europese Commissie besloten haar reductiedoelstelling te verhogen naar 55 procent. Partijen die veel CO2 willen reduceren, moeten daardoor hardere maatregelen nemen om de uitstoot te beperken, omdat geen rekening is gehouden met beleid sinds mei vorig jaar.

Het PBL wil voor de presentatie niet reageren op de kritiek. Dat het Europese beleid volgens de deelnemende partijen (naast CDA zijn dat D66, PvdA, GroenLinks en ChristenUnie) in de doorrekening onvoldoende meespeelt, heeft er zelfs toe geleid dat de partijen samen een kritische brief naar het PBL hebben gestuurd.

Niet slechts mooie woorden

De doorrekening door het CPB heeft grote invloed. In 2017 begon de formatie van het kabinet met een overzicht van de doorrekening van de vier partijen aan tafel, vertelt kandidaat-Kamerlid voor de ChristenUnie Pieter Grinwis. Wimar Bolhuis berekende dat tussen 1986 en 2017 69 procent van de door het CPB doorgerekende plannen in het regeerakkoord terechtkwam. Grinwis: „Daarom moet je bij de doorrekening géén compromis met jezelf sluiten voor een mooier plaatje bij het CPB. Dan moet je namelijk bij de formatie daar nog een extra compromis overheen sluiten.”

De waarde van de doorrekening zit vooral in het feit dat partijen hun verkiezingsbeloftes moeten concretiseren. Oké, het salaris van zorgpersoneel moet omhoog, maar met welk percentage? Het gaat om de vergelijking tussen partijen, meer dan om de precieze voorspellingen die CPB en PBL doen over de effecten van het beleid van één partij. Grinwis (ChristenUnie) is daarom positief. „Ik zie de beperkingen ook, maar het is de enige harde vergelijking die de mooie woorden van de verkiezingsprogramma’s omzet in concrete ideeën. We moeten allemaal met ons water naar dezelfde dokter.”

«
»