Wimar Bolhuis

Econoom, wetenschapper en publicist

Word jij straks een transitieverliezer?

25 juni 2021 07:09

13 keer lees je het woord ’transitie’ in het eindverslag van de informateur. Vaak in de combinatie ‘herstel- én transitiebeleid’ waarover is gesproken met de partijleiders.

Nu de vaccinatiegraad stijgt en versoepelingen elkaar opvolgen, zien economen de Nederlandse economie op eigen kracht snel herstellen. En dus rijst de vraag: is herstelbeleid op korte termijn nog nodig?

Elke nieuwe raming voor de komende kabinetsperiode wordt positiever. De vooruitzichten zijn rooskleuriger dan bij het schrijven van de verkiezingsprogramma’s.

Herstelbeleid is dus misschien minder hard nodig dan gedacht. Maar dat geldt niet voor transitiebeleid: op langere termijn gaan de energievoorziening, de inzet van technologie en de digitale gebruiken veranderen, terwijl de bevolking over dezelfde periode flink vergrijst. Dit vraagt veel van ons aanpassingsvermogen.

Maar komt een transitie niet (snel) genoeg van de grond in de marktsector, dan is het nodig dat de publieke sector instapt om burgers en bedrijven te helpen. Bij ’transitiefalen’ verandert de rol van de overheid van marktmeester naar ondernemer en regisseur, schreven ambtenaren van Economische Zaken en Klimaat begin dit jaar.

Dan is extra geld nodig voor de noodzakelijke investeringen. De brancheorganisaties van de ziekenhuizen, woningcorporaties, universiteiten, werkgevers en bouwers roepen op om 100 miljard euro te reserveren. De SER adviseert een substantieel hoger investeringsniveau in kennis en innovatie, onderwijs, digitalisering, nieuwe technologie, infrastructuur en verduurzaming.

Flip de Kam, Jasper Lukkezen en ik becijferden eerder, op basis van voorgaande CPB-ramingen, dat de politiek veilig kan beslissen om in de komende kabinetsperiode 50 miljard euro echt te investeren.

Toch is het belangrijkste niet dat er geld beschikbaar is, maar wie de verliezers worden van al die grootse plannen. Bij hen kan de grootste weerstand ontstaan.

Voorbeeldje. Economen willen graag zaken zoals de uitstoot van CO2 of stikstof ‘beprijzen’: duurder maken. Want theorie zegt dat een belasting het beste beleid is. Het wenkende perspectief is een economische evenwichtssituatie (‘wie heeft dat ooit gezien in de echte wereld?’) waarin alle producenten- en consumentenprijzen wordt verhoogd met de kosten van hun schadelijke effecten.

Die hogere prijzen zetten burgers en bedrijven vervolgens aan tot schonere keuzes. Transitiebeleid moet daar naartoe. Simpel. Alleen: veel mensen vrezen voor hun portemonnee en zien niet hoe ze die schonere keuzes kunnen maken.

Daarbij spreken we graag over ‘koplopers’: innovatieve bedrijven (‘please, laat het een startup zijn’) die nieuwe technologieën bedenken en invoeren. Bedrijven die zelfstandig een transitie kunnen aanzwengelen of lopende transities sneller en gemakkelijker kunnen laten verlopen. Vernieuwing en innovatie is de belangrijkste helpende kracht. Dus alle ondersteuning gaat richting die koplopers.

Maar de essentiële politieke en maatschappelijke vraag is: wat gebeurt er in de tussentijd, voordat de transitie volbracht is? Wie betalen de rekening van die hogere milieubelastingen? Wie kunnen en willen hun gedrag aanpassen, en wie niet? Wie hebben voldoende investeringsruimte, en wie niet? Wie kunnen nieuwe techologiën benutten, en wie niet?

Oftewel: wie zijn winnaars en verliezers van transitiebeleid? Het beste stuk dat ik hier in tijden over las, is ‘Omgaan met verlies in transities‘ door de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur – gemaakt op verzoek van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Visserij.

De psychologische kracht van verliesaversie, korte termijn denken, en beperkt doen- en denkvermogen is enorm en heeft grote invloed op menselijke gevoelens, gedachtes en gedragingen. Het hindert transities. Het lijkt tevens een belangrijke reden voor de sterke positie van conservatieve politiek en de groei van populistische partijen. De onwetendheid of het onbegrip bij progressieve en linkse partijen lijkt me juist een factor voor hun verzwakte electorale positie.

Het moet een prominent thema worden in de aanzet voor een regeerakkoord door Rutte en Kaag: hoe gaat een nieuw kabinet om met transitie-verliezers?

«
»