We moeten ons nu voorbereiden op een grote sociale crisis
Corona, corona, corona. Het is al pandemie dat de klok slaat. Het virus domineert de media. Hoe gaat het met de besmettingen, het reproductiegetal en de instroom op de intensive care? Welke klappen krijgt het bedrijfsleven, de werkgelegenheid en de economie? En vooral: welke beslissingen over testcapaciteit en mondkapjes neemt onze regering niet, die andere landen met iets minder pijnlijke cijfers wel namen?
Toch is het nu – juist nu! – belangrijk om verder vooruit te kijken naar welke botsing(en) we kunnen verwachten, en ons hierop voor te bereiden. De Sociale Staat van Nederland 2020, een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), geeft zo’n verontrustend doorkijkje naar de toekomst.
Onderzoekers Josje den Ridder, Cretien van Campen, Edith Josten en Jeroen Boelhouwer schrijven: “Het ligt in de lijn der verwachting dat de nu voorspelde economische krimp op termijn leidt tot bezuinigingen en koopkrachtdalingen, met ongunstige effecten voor de leefsituatie. Dat zal pas na enige tijd zichtbaar worden, zoals ook het geval was na de kredietcrisis van 2008. Toen zette de daling pas na 2012 in. In een dergelijk scenario is ook in de jaren na 2021 een verslechtering van de leefsituatie te verwachten.”
De waarschuwing van het SCP is dus: riemen vast, de sociale crisis gaat nog komen! Zonder plan gaat de leefsituatie van vele Nederlanders verslechteren.
Opvallend is dat het planbureau niet alleen doelt op diegenen die direct financieel-economische klappen krijgen, maar ook op het veelvoud aan mensen dat last gaat ondervinden van het fysiek afstand moeten houden tot elkaar.
De negatieve sociaal-psychologische effecten hiervan zijn enorm, zeker opgeteld over een langere tijd. Het betekent minder betekenisvolle contacten. Het betekent een verlaagde kans om mee te doen in de samenleving. Het betekent een stijging van de eenzaamheid onder ouderen én jongeren. Uitgerekend zaken waar al zorgen over waren voor de coronacrisis.
Het SCP pleit daarom voor een aanpak die niet alleen gericht is op welvaart, maar ook op welbevinden. Dit is opzienbarend. Waar voorgaande crises aanleiding gaven om aparte programma’s voor kwetsbare groepen op te tuigen, geeft de coronacrisis dus reden tot een breed beleidspakket voor de gemiddelde Nederlander. Mede om de maatschappelijke samenhang te verdedigen tegen corona-scheurtjes.
Tegelijkertijd vind ik dat niet genoeg benadrukt kan worden dat de instroom in de schuldhulpverlening, de aanvragen bij de voedselbank, en de armoede onder kinderen hoogstwaarschijnlijk halverwege de komende kabinetsperiode gaan pieken. De sociale scheidslijnen zullen verdiepen.
Het is uitermate belangrijk dat de nieuwe regering in het regeerakkoord afspraken maakt hoe met deze situatie om te gaan. Op dat moment – laten we zeggen in 2023 – een bezuinigingsronde over inkomensondersteuningsregelingen heen te jagen om de overheidsuitgaven te beperken, is zeer contraproductief. Dat zou de sociale crisis alleen maar erger maken.
De grote politieke vraag voor de komende verkiezingen zou moeten zijn: welke strategie moet de nieuwe regering hanteren om de broze maatschappelijke samenhang te bewaken en een piekende sociale crisis te bestrijden? Blijft de opgeleefde, sterke overheid alleen op het gebied van gezondheid en economie vol verve zijn ondersteunende rol spelen, of wordt het werkveld van deze nieuwe ondersteunende overheid verder uitgebreid?
Dat laatste lijkt een heel kansrijke koerswijziging, zeker nu het brede welvaartsbegrip steeds meer bijval krijgt. Maar dit vereist dan wel extra sociale investeringen.
Ik hoop het. Nederland is gewaarschuwd; de sociale crisis gaat nog komen. Nu de resterende tijd benutten om de beste riemen te kopen.